Cijfers en oorzaken van de laagste huurstijging in zeven jaar

In 2017 zijn de huurprijzen landelijk met 1,6% gestegen, dat heeft het CBS bekendgemaakt. Dat lijkt misschien een verontrustende ontwikkeling, maar die 1,6% geldt als de laagste huurstijging van de afgelopen zeven jaar. Tijdens de piekjaren, 2013 en 2014, stegen de huren respectievelijk met 4,7 en 4,4%. De stijging van de huurprijzen lijkt dus af te vlakken, maar wat zijn daarvan de achterliggende oorzaken en waar wordt de meeste winst geboekt?

Wijziging huurinkomsten

Een belangrijke oorzaak voor de daling van de huurstijging is een wijziging in het huurbeleid. De huurinkomsten van de woningcorporaties zijn nu gebonden aan een maximumstijging: 1,3% over het kalenderjaar 2017. Deze wijziging is direct terug te zien in de cijfers. De huurstijging van sociale huurwoningen bij de woningcorporaties was 1,1%, tegenover een stijging in de vrije sector van 2,3%. De woningcorporaties beperken dus hun huurstijging, waardoor zij kunnen voldoen aan de landelijke norm.

Maximale huursomtijging

Bij de overige verhuurders van gereguleerde woningen was de huurstijging met 2,5% wel groter dan vorig jaar (2016: 2,3%). Voor hen geldt de eerdergenoemde maximale inkomstenstijging niet. In meer dan de helft van de gevallen stegen de huurprijzen bij deze verhuurders met 2,8%. Dat is tevens de maximale huursomstijging voor de laagste inkomensgroep. Dat percentage is opgeschroefd van 2,1% in 2016 naar 2,8% dit jaar.

Vrije sector

De afgelopen twee jaar was ook een verschil merkbaar tussen gereguleerde huurwoningen en de vrije sector. Omdat de geliberaliseerde markt niet gebonden is aan huurbeleid, kunnen de huren daar harder stijgen. Het is wel opvallend dat de totale huurstijging voor vrijesectorwoningen lager uitvalt dan die van gereguleerde huurwoningen. In de vrije sector was de stijging sinds 2012 14%, tegenover 16% in de gereguleerde sector.

Bewonerswisseling

Als een nieuwe huurder een woning betrekt, zijn verhuurders niet gebonden aan een maximale huurverhoging. Bij een bewonerwisseling stijgen de huren daarom aanzienlijk, maar ook dit percentage lijkt af te nemen. In 2013 en 2014 zorgde bewonerswisseling voor een flinke toename van de huurprijs, respectievelijk 15,6% en 14,5%. Dit percentage is de afgelopen jaren consistent gedaald, van 9,9% in 2015 tot 7,4% dit jaar. Bij bewonerswisseling is dus ook een dalende trend zichtbaar.

Regionale verschillen

Al jaren heeft Amsterdam de hoogste huurstijging van Nederland, dit jaar 2,5%. Ook andere grote steden als Rotterdam (1,8%), Den Haag (1,7%) en Utrecht (1,3%) staan hoog op de lijst. Deze cijfers zijn voor een belangrijk gedeelte opgebouwd uit bewonerswisseling. Zonder bewonerswisseling stegen de huren in Amsterdam bijvoorbeeld maar met 1,5%. Het is logisch dat in de westelijke provincies de huurstijging hoger is dan in de rest van het land. In Noord-Holland bedraagt deze 2%, in Zuid-Holland 1,8%. Drenthe heeft, samen met Groningen en Gelderland, de laagste huurstijging: 1,1%. De huurstijging in Limburg (1,6%) is gelijk aan vorig jaar, terwijl de cijfers in de andere provincies dus lager uitvallen.